Milano gaat over een jongen van elf die niet kan praten maar wel kan horen en zich moet uitdrukken aan de hand van gebarentaal. Hij wordt opgevoed door zijn vader die zelf opgroeide in een instelling en daarom niet echt weet hoe je dat moet doen: een jong kind opvoeden. Ze wonen in een sociale woonwijk en trachten met vallen en opstaan er het beste van te maken. Milano kan, als hij weer eens alleen thuis is, terecht bij ReneĢe, een rijke vrouw uit de naburige villawijk die schijnbaar alles voor elkaar heeft. En dan komt zijn moeder plots terug van altijd weggeweest: niets is meer hetzelfde.